Nieuws
Failliete koper, wat nu? Tweevoudige wettelijke bescherming voor de onbetaalde verkoper
Het zal u maar overkomen dat u als onbetaalde verkoper geconfronteerd wordt met een onvermogende koper. Dergelijke situatie is verre van ondenkbaar vermits de verkoper die de zaak levert alvorens de prijs werd betaald het risico van insolvabiliteit van de koper draagt. Niet alleen zal de verkoper hierdoor zijn verkoopopbrengst mislopen, ook de eis tot teruggave van de geleverde goederen kan niet worden gesteld indien niet schriftelijk overeengekomen.
De praktijk leert dat partijen in hun onderlinge relatie vaker wel dan niet van deze algemene regel afwijken en in de nodige bescherming voor de verkoper voorzien. In overeenkomsten of algemene voorwaarden wordt dan ook quasi standaard een clausule van eigendomsvoorbehoud opgenomen, krachtens hetwelk de koper pas het volwaardig eigendomsrecht zal verwerven na betaling van de overeengekomen prijs.
Toegespitst op de hypothese van de faillietverklaarde koper voorzien zowel de faillissementswet als de hypotheekwet in dit specifiek beschermingsmechanisme.
Artikel 101 Faillissementswet verwoordt het beginsel van het (contractuele) ‘eigendomsvoorbehoud’.
De onbetaalde verkoper die zijn verwachte inkomsten in rook ziet opgaan wegens een na levering failliet gegane koper kan met betrekking tot roerende goederen zijn revindicatierecht inroepen tegen de curator van het faillissement, doch slechts mits vervulling van drie wettelijke voorwaarden.
Enerzijds moet het eigendomsvoorbehoud uiterlijk op het ogenblik van de levering in een geschrift zijn vastgelegd. Veelal zal het opnemen van dergelijk beding in de algemene voorwaarden vermeld op de (achterzijde van de) aankoopfactuur niet volstaan. Een factuur wordt immers vaak pas na levering opgesteld. Het gevolg hiervan is dat het geschrift inhoudende het eigendomsvoorbehoud laattijdig werd opgesteld met een niet-tegenwerpelijkheid tot gevolg.
Laat een gouden tip dan ook zijn om reeds op de bestelbon de algemene voorwaarden (inclusief het beding van eigendomsvoorbehoud) te vermelden. De ondertekening van dit document door de koper houdt dan immers reeds de onherroepelijke aanvaarding van het revindicatierecht van de verkoper in.
Anderzijds wordt eveneens vereist dat de geleverde goederen op het ogenblik van het faillissement nog in natura/fysiek aanwezig zijn in het vermogen van de koper. Deze goederen moeten bovendien ook individualiseerbaar en bepaalbaar zijn.
Tot slot moet deze eis tot terugvordering op straffe van verval worden ingesteld voor de neerlegging van het eerst proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen (d.i. maximaal twee maanden na het openvallen van het faillissement).
In voorkomend geval zal de curator gehouden zijn tot teruggave van de door de verkoper geleverde en door de koper onbetaalde goederen over te gaan.
Dit recht van eigendomsrevindicatie is evenwel niet absoluut. Krachtens vaststaande cassatierechtspraak bestaat er geen algemeen rechtsbeginsel op grond waarvan in iedere situatie van samenloop een eigendomsvoorbehoud kan worden tegengeworpen.
Zo zal de verkoper in de hypothese dat zijn koper toegelaten wordt tot de procedure van de collectieve schuldenregeling geen eis tot teruggave van de geleverde goederen kunnen instellen.
Vermits deze ongelijke situatie vooralsnog niet werd voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof, dringt in de huidige stand van de wetgeving een beperkte interpretatie van de bepalingen van artikel 101 Faillissementswet zich op.
Werd daarentegen geen clausule van eigendomsvoorbehoud voorzien bij de verkoop, dan kan de onbetaalde verkoper van roerende goederen eventueel wel een beroep doen op het ‘bijzonder voorrecht van de onbetaalde verkoper’ overeenkomstig artikel 20, 5° Hypotheekwet om betaling van de overeengekomen prijs te bekomen.
Op voorwaarde dat de goederen zich nog in bezit van de schuldenaar bevinden zal de verkoper dit voorrecht kunnen opwerpen en zodoende als bevoorrechte schuldeiser bij voorrang boven de andere schuldeisers worden uitbetaald met de opbrengst van de verkoop van die goederen.
De wet voorziet tevens in een terugvorderingsrecht van de goederen in hoofde van de verkoper, doch dit recht wordt in de tijd beperkt vermits het slechts kan worden uitgeoefend tot acht dagen na de levering. Deze tijdelijke beperking wordt niet voorzien in de hypothese dat de verkoper een eigendomsvoorbehoud kan inroepen.
De algemene geldingsduur van dit voorrecht bedraagt vijf jaar te rekenen vanaf de levering.
Het weze reeds benadrukt dat een cumulatieve toepassing van beide rechtsmiddelen in het geval van samenloop in het kader van een faillissement strikt verboden is.
Voor meer raad en daad kan u steeds terecht bij de cel handelsrecht, die met de nodige expertise steeds voor u klaar staat.