Conventionele erfdienstbaarheid van doorgang

KAN DIT RECHT ZONDER MEER TENIET GAAN DOOR ONBRUIK ?

In een recent vonnis diende de vrederechter van het kanton Brasschaat zich uit te spreken over de vraag of een recht van wegenis al dan niet kan tenietgegaan door onbruik.

De eigenaar van het heersend erf verzocht te vrederechter om te bevestigen dat hij nog wel degelijk beschikte over een recht van doorgang over het lijdend erf. De erfdienstbaarheid was immers eertijds vastgelegd in een notariële akte en kan daarom enkel teniet gaan door het niet gebruiken ervan gedurende een periode van 30 jaar (hetgeen niet het geval was).

De eigenaar van het lijdend erf verzocht de vrederechter daarentegen om de erfdienstbaarheid van doorgang nietig te verklaren. De eigenaar van het lijdend erf argumenteerde immers dat een erfdienstbaarheid van overgang o.g.v. artikel 703 B.W. teniet gaat “wanneer de zaken zich in dergelijke toestand bevinden dat men daarvan geen gebruik meer kan maken.”

De eigenaar van het lijdend erf was in het onderhavige geval van oordeel dat de eigenaar van het heersend erf de erfdienstbaarheid van doorgang niet langer gebruikte om het heersend erf te bereiken. Meer nog, De eigenaar van het lijdend erf was van oordeel dat de eigenaar van het heersend erf het gebruik van de erfdienstbaarheid zelf onmogelijk had gemaakt doordat hij op de wegenis o.m. paardenstallen had aangebracht.

Om van een erfdienstbaarheid te kunnen spreken, dienen 3 voorwaarden te zijn vervuld:

  1. Er moet sprake zijn van 2 erven
  2. Beide erven moeten toebehoren aan verschillende eigenaars
  3. Een last op het ene erf dient tot nut van het andere erf

 

Aan de derde voorwaarde, de nutsvereiste, verleent de Belgische rechtspraak echter een zeer soepele invulling.  Zolang de erfdienstbaarheid ook maar enig nut heeft voor het heersend erf, blijft deze bestaan.

Het Hof van Cassatie heeft in die zin geoordeeld dat het volstaat dat een erfdienstbaarheid louter het gebruik en de exploitatie van het heersend erf vergemakkelijkt. Het verhoogde gebruiksgemak geeft immers een (functionele)meerwaarde aan het heersend erf (Cass. 21 september 2001, Arr. Cass., 2001, 1506.)

Een loutere veraangenaming van het gebruik van het heersende erf volstaat reeds. Een voorbeeld daarvan is de erfdienstbaarheid die aan het heersend erf een tweede toegang verleent en zo toelaat om gemakkelijker, veiliger en op een minder slijkerige wijze het erf vanop de openbare weg te bereiken (bv. Cass. 28/1/2000, Arr. Cass. 200, 243).

Zelfs een toekomstig of louter potentieel nut voor het heersend erf volstaat voor het vervuld zijn van de nutsvereiste (zie bvb. Rb. Gent, 5/11/1999, AJT 2000-2001, 453).

M.a.w. opdat een recht van doorgang o.g.v. artikel 703 B.W. nietig zou kunnen worden verklaard omwille van de onmogelijkheid tot het verder gebruik ervan, is een volledige (en definitieve) onmogelijkheid vereist.

Blijft het gebruik ook maar enigszins mogelijk, dan leeft de erfdienstbaarheid voort (Cass., 11 maart 1909, Pas., I, 174.). De oorzaak van de onmogelijkheid is daarbij irrelevant.

In casu diende de vrederechter te erkennen dat er geen sprake was van onbruik noch van een volledige onmogelijkheid. Het bestaan van de erfdienstbaarheid werd daarentegen bevestigd.

Heeft u hier nog bijkomende vragen over? Dan kan u steeds contact opnemen met ons team onroerend goed.

Meer artikels over onroerend goed

Nieuw boek XIX ‘Schulden van de consument’ ingevoegd in het Wetboek van economisch recht

Nieuw boek XIX ‘Schulden van de consument’ ingevoegd in het Wetboek van economisch recht Op 1 september 2023 treedt het nieuw boek XIX WER ‘Schulden...

Lees verder

Laatste Nieuws Update

Deze maand zijn er veel scheidingen. Experts geven 8 adviezen. "Het is de back to reality maand" September is scheidingsmaand. Hoe komt het dat we...

Lees verder